Na bijna vijftien jaar stilte
maakte Helga Ruebsamen in 1988 een opzienbarende comeback met de verhalenbundel Op
Scheveningen. In het titelverhaal typeert ze het leven in een Scheveningse volksbuurt,
net even buiten het toeristisch centrum. De teloorgang van een bejaarde hoedenontwerpster
in 'Hoedje van plezier' herinnert aan de tijd dat hoeden namen droegen en vice versa.
Maar of Ruebsamen nu de drankzucht van'De meisjes van Marlot' behandelt of de preoccupaties
van een puber, steeds is de stad Den Haag in deze bundel pregnant aanwezig: niet
in het minst blijkt dat uit het taalgebruik, waarin zij zin voor het groteske en
de overdrijving fijntjes koppelt aan een beklemmend rang- en standsbesef. |
||||||
|